Over

Wies Smals in de Appel, 1975

Een week voor de officiële oprichting van Stichting De Appel (15 januari 1975) vertrekt Wies Smals voor een reis door Europa. Ze wil zich oriënteren op wat zich op het gebied van nieuwe ontwikkelingen in de kunst buiten Nederland afspeelt en wil kunstenaars vragen voor een presentatie in De Appel. Met een aantal heeft ze al eerder contact gehad. Uit het verslag van haar reis komt duidelijk naar voren van welke ontwikkelingen ze op de hoogte was, waar ze naar op zoek was, welke namen nieuw voor haar waren en waar nog een terrein braak lag. De dag voor haar vertrek heeft ze een afspraak met Wim Beeren, in die tijd lector aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij laat zich positief uit over haar plannen en het belang van twee namen die Smals in gedachten heeft, namelijk Chris Burden en Joseph Beuys. Hij mist het duo Gilbert and George op het lijstje namen. Met nadruk noemt hij ook Ger van Elk. Na dit gesprek kan de reis beginnen. Wat opvalt bij lezing van de aantekeningen die zij de eerste dagen maakt, is dat Smals nog vooral wandpresentaties voor ogen heeft en nog niet direct denkt aan performances. Ze lijkt een dubbele agenda te hebben: ze wil galerie Seriaal goed overdragen aan haar opvolgster en zich oriënteren voor De Appel. Kennelijk ‘leeft’ ze dan nog niet zo met het belang van de performancekunst. Pas tijdens de tweede helft van haar reis komt het accent te liggen op de organisatie van performances. Dan laat ze ook duidelijker doorschemeren dat haar programma zowel een historische als een actuele component zal krijgen. In haar gesprek met Beeren was deze tweeledigheid al naar voren gekomen. Hij had haar overigens gewaarschuwd voor een al te historische benadering. De reis duurt bijna een maand en is zo gepland dat ze een aantal belangrijke openingen kan meemaken, onder andere de opening van L’art corporel in Parijs bij Stadler, waar ze de kunstenaars Gina Pane, Daniel Buren, Wolf Vostell en Hermann Nitsch ontmoet en de kunstcritici Germano Celant en François Pluchart. Voor de opening van de tentoonstelling spreekt ze Gina Pane uitgebreid bij haar thuis. Tijdens dit gesprek krijgt ze een goede indruk van de ontwikkeling van Pane en de wijze waarop zij haar performances voorbereidt. Ze tekent haar voorstelling van de performance altijd eerst uit, waarna de performance zelf volgt. Evenals de tekeningen zijn de foto’s die volgens haar aanwijzingen gemaakt worden, ‘echte werken’ en geen documenten. De volgende dag maakt Smals concrete financiële afspraken over de huur van tapes, het commissiegeld, de reis- en verblijfkosten van Gina Pane en haar fotograaf en de datum van de performance. Van de 21 kunstenaars die aan L’art corporel deelnemen, zullen er dertien later in De Appel te zien zijn. Uit haar aantekeningen blijkt dat Smals twijfelde over Michel Journiac, op dat moment een van de opvallendste performancekunstenaars in Europa. De keuze van Stadler vertoont overigens grote overeenkomst met die van Lea Vergine in haar boek Il corpo comme linguaggio, dat een jaar eerder was verschenen. Boek en tentoonstelling lieten door het tonen van werk van Marcel Duchamp, Piero Manzoni en Yves Klein een (beknopte) voorgeschiedenis van de actie en body art zien. Urs Lüthi, die Wies Smals een week eerder al ontmoet had bij de opening van zijn tentoonstelling in Zürich op 10 januari, is eveneens in Parijs aanwezig. In de zeven dagen die Smals in Zwitserland verblijft, ontmoet ze onder anderen de ex-partner van Lüthi, Manon, die later een performance in De Appel zal doen, en Pablo Staehli, eigenaar van de gelijknamige galerie. Ze bekijkt de tentoonstelling Frauen über Frauen, gemaakt door Marie L. Lienhard onder auspiciën van het Kulturamt der Stadt Zürich, die veel reacties heeft uitgelokt. Verder bezoekt ze de Produzentengalerie en hernieuwt ze haar kennismaking met Johannes Gachnang. Met Harald Szeemann, die door zijn Documenta van drie jaar eerder een grote autoriteit op het gebied van de avant-gardekunst is geworden, bespreekt ze behalve zijn tentoonstelling Junggesellen Maschine vooral de recente ontwikkelingen in de Amerikaanse performancekunst. Ze maakt kennis met nog enkele kunstenaars, onder wie Gerald Minkoff, Valie Export en Peter Weibel. Op de eerste dag van haar verblijf in Zwitserland, donderdag 9 januari, heeft ze een al eerder geplande ontmoeting met Luciano Castelli, dan 22 jaar oud. Hij woont in een huis met ‘overal glitters en foto’s’. In de meeste gesprekken die ze in Zwitserland voert, worden de Wiener Aktionisten genoemd. Hoewel hun historische betekenis voor de performancekunst algemeen wordt erkend, blijken er uitgesproken sympathieën en antipathieën jegens hen te bestaan, die nog eens versterkt werden door het onderlinge gekrakeel van deze kunstenaars. Wies Smals krijgt daar in de loop van haar reis nog verder mee te maken. Met Staehli maakt ze op weg naar Luzern afspraken over het werk van twee kunstenaars die ze in ieder geval wil tonen, Luciano Castelli en Urs Lüthi. Castelli spreekt zijn voorkeur voor het populaire Amsterdamse cultuurcentrum Paradiso uit, omdat hij dat instituut meer ‘involved’ vindt. Besloten wordt een video van wat hij daar wil gaan doen in De Appel te tonen. Op 18 januari 1975 is Smals aanwezig bij de opening van de presentatie van James Lee Byars in galerie Toni Gerber in Bern. Zijn naam is de dagen daarvoor al geregeld genoemd en zonder uitzondering vindt men dat Smals hem in haar programma moet opnemen. Door bemiddeling van Gerber komt een voorlopige afspraak tot stand. Het lijkt erop dat het idee om performancekunstenaars een honorarium te geven – iets waaraan De Appel ook in moeilijke tijden zou blijven vasthouden – van Gerber afkomstig is. Wies Smals kende het werk van Byars overigens al door zijn presentaties in Antwerpen in de jaren daarvoor. Ook Vito Acconci’s naam valt in die dagen geregeld. Smals wordt echter gewaarschuwd dat het niet eenvoudig zal zijn met hem op korte termijn afspraken te maken. Uiteindelijk zal Acconci zeer geregeld met De Appel samenwerken en alle koerswijzigingen overleven. Op 20 januari sluit Smals haar verblijf in Zwitserland af en reist ze door naar Italië, allereerst naar Milaan, dan via Turijn en Genua naar Florence en tot slot naar Rome.